Het boek heeft 160 bladzijden, waarvan er 25 afzonderlijke pagina’s gaan over het ziekteproces. De historie van de Franse kanalen, 16 pagina’s foto’s, fragmenten uit het scheepsjournaal en verklaringen van scheepstermen en het Frans, zorgen voor menig uurtje ontspanning en bezinning.

Fragment 1, pagina 9

Het vertrek op 6 juni 2005 ging door.

Het was mijn D-day, Doerak-day. Evenals de echte D-day in 1944 was de tocht naar Frankrijk in 2004 en 2005 als gevolg van ziekenhuisopnamen al enkele keren uitgesteld .

De plannen om de tocht te gaan maken zijn ontstaan gedurende de vele weken in het ziekenhuis. Kanker had en heeft me nog steeds te pakken. Maar ik leefde toe naar het moment om te vertrekken zodra ik me goed voelde. En dat gebeurde eindelijk op 6 juni 2005.

Ik had nauwelijks ervaring met het varen met een motorschip. Gezeild had ik wel veel, vooral met een Laser aan de Noordzeekust, Frankrijk en Denemarken. Maar dat is toch wel wat anders. In 2003 begon ik met het verzamelen van vaarinformatie voor de grote tocht, ging motorboten bekijken, haalde het Vaarbewijs 1, Marifoon-certificaat en een snelcursus dieseltechniek.

Ik wist welk type schip ik wilde hebben, een Bakdekkruiser uit 1930/1940 met mooie lijnen.

Maar het werd een Doerak 950 Paviljoen en dat is toch wel heel iets anders, maar wel praktischer.

De oriëntatie naar de Doerak bracht me in Meppel bij Pro Aqua bij Henk Nijboer en Herman Veenstra. Met Erik van Pro Aqua maakte ik een proefvaart op zijn 950 AK. Het werd steeds duidelijker voor me wat ik wilde kopen: een  950 PAV, want een achterkajuit wilde ik hebben en een ruime toiletruimte met wasbak voor de verzorging van mijn stoma, die ik als gevolg van de kanker had gekregen. Verder een reling om het vele sluiswerk veiliger te maken en een cabrioletkap om optimaal te genieten van het mooie weer in Frankrijk.

Ik kocht in oktober 2004 het schip en noemde het schip Flylân, het Fries voor Vlieland. Herman Veenstra gaf mij en mijn vrouw Cort half mei enkele uren vaarles op het water bij Pro Aqua en vrijdag 20 mei zou ik voor het eerst zonder instructeur een weekend gaan varen in de omgeving van de Weerribben. Niek , Aat en de ervaren sluizennemer Harm gingen mee. Bij één van de instructievaarten was geconstateerd dat de dynamo niet goed laadde en dat de nieuwe kachel diesel lekte.

Afgebroken motorsteun

Toen we vrijdagmiddag 20 mei in Meppel kwamen, lag het motorruim nog open voor de reparatie van de dynamo. Een half uurtje nog zei Henk en dan kan je weg. Tammo, die ook op de werf werkt legde me ondertussen uit hoe de motor werkte en waar alle afsluiters, knoppen, slangen etc. voor dienden. Per ongeluk schopte ik een moer van de dynamo die op de vloer lag, zo in het motorruim. Henk ging op zijn buik liggen en graaide onder de motor en haalde twee stukken ijzer naar boven: de moer van de dynamo en nog een stuk ijzer en dat bleek een afgebroken stuk van de motorsteun te zijn. Dat is een probleem, want dat repareer je niet zo snel.

Fragment 2, pagina 13

DE SCOPIE , november 2001.

Ik zit in de wachtkamer van het Diaconessenhuis in Leiden. Er is een zogenaamde duo- afspraak gemaakt. Dr. Clemens, de internist, tevens gastro- enteroloog onderzoekt me en de uitslag wordt na afloop van het onderzoek gelijk meegedeeld . Dat is meestal wel anders. Een onderzoek vindt plaats en als je geluk hebt wordt je de volgende week of veertien dagen later voor de uitslag terugverwacht.

Gastro-enteroloog. De term is afgeleid van het Griekse woord “gaster”, dat maag betekent en “enteron”dat darm betekent. Niet te verwarren met Gastronoom, dat “fijnproever” betekent. Binnen het halfuur weet ik heel goed dat het vak van de gastro-enteroloog helemaal aan het einde van het gastronomisch proces komt.

Mijn naam wordt afgeroepen. Cort knijpt me in de arm voor ik het kleedkamertje in ga.

De assistente vertelt me wat ik uit moet trekken. Ik mag in de onderzoekskamer aanhouden: een T- shirt tegen de kou en mijn sokken.

Nou dat staat letterlijk en figuurlijk heel lullig. In je blote kont met een T-shirt aan en sokken.

Een operatieschort mag er overheen. Een schort dat aan de achterkant open staat en dat ik eerst andersom aan had gedaan. Dan liep je niet helemaal voor paal.

Iedereen stelt zich voor. Ik mag op de onderzoekstafel klimmen en krijg een deken over me heen in afwachting van de internist. Ik zie slangen en een beeldscherm. Ik heb geen roesje gevraagd, want ik wilde na afloop gelijk naar huis en met een roesje moet je een paar uur blijven. De plastic handschoenen worden aangedaan, schorten voor en starten. De vaseline wordt in de anus gesmeerd en de assistente zegt me dat ik mee kan kijken op de monitor. Ik kijk niet, ik concentreer me op het binnendringen van de slang met camera. We gaan er lucht in blazen, wordt er gezegd. “ Meneer Vlieland, als u wilt kunt u op de monitor meekijken”. Ik doe de ogen open en ik zie een soort stofzuigerslang met een gladde groen/rozeachtige wand en opeens is de wand rood en niet glad meer. Dat is een ontsteking, denk ik. “Dat is duidelijk”, hoor ik zeggen. “ We gaan verder met het onderzoek tot het einde van de dikke darm. “Houdt u het nog vol?”. Het zweet staat op mijn voorhoofd. Dat komt vast omdat ik mijn sokken heb aangehouden. De rest van de darm ziet er goed uit en langzaam wordt de slang weer teruggetrokken. Onderwijl worden er stukjes weefsel weggenomen, daar voel je niet veel van. De slang floept er uit en het scherm gaat op zwart.

Voor mij wordt het ook zwart als de arts zegt: “ik zie u over 15 minuten in de spreekkamer” en de assistente een hand op mijn schouder legt  en zegt: “U gaat een hele zware tijd tegemoet.

Fragment 3, pagina 25

Zwaar weer in Noord-Frankrijk

Maandag 18 juli 2005

Het is nu vier weken verder, wat langer dan gedacht, en we zitten in zwaar weer. Niet meteorologisch, maar oncologisch en psychisch.

Ik vertelde 18 juni dat ik voor onderzoek terug moest en ik ging sterk als een beer naar het ziekenhuis. De uitslagen zijn dan na circa tien dagen bekend, maar voor ik op het spreekuur kon verschijnen belde de internist op: “het is niet goed, de CEA waarde is 21”. Bij het vorige onderzoek was de waarde beneden de 4 en dat is acceptabel. Niet in het zicht van de haven, maar “op volle zee”, krijgen we motorstoring.

De internist regelt in korte tijd allerlei onderzoeken en in afwachting daarvan besluiten we om nog dit jaar één week te gaan varen. Meer zit er niet in, want er staat me nog wat te wachten.

We vertrekken maandag 18 juli om negen uur uit Charleville Mezières, nadat we op zondag de boot weer in orde hebben gemaakt.

De eerste sluis heeft een extreem hoge wand, maar de sluiswachter gebruikt een touw met een haak. Dat is gelijk de vuurdoop voor Cort die voor het eerst meegaat en geen ervaring heeft met het sluizenwerk. Gelukkig zijn zwager Dick en schoonzus Marrie ook aan boord en Dick en ik doen de eerste paar sluizen, die al snel een normale hoogte krijgen van 2,50 tot 3,00 meter.

Bij een grote sparrenboom op de Maas begint het Canal des Ardennes en we stoppen vrij snel daarna in Pont à Bar. Daar is diesel aan de waterkant te verkrijgen en we wachten tot twee uur tot de winkel opengaat. We zetten tafel en stoelen op de kant en gaan heerlijk onder de parasol lunchen zoals gebruikelijk in Frankrijk. We tanken, kopen vaarkaarten en nog een stootwil en varen het mooie kanaal in. Het is warm, het dak gaat eraf, zodat er frisse lucht naar binnen waait. Helaas kan mijn voorraam niet naar beneden. Het is vast geroest en met IMAL lukt het ook niet. De naam van het flesje kan beter veranderd worden in IMBAL (ik maak bijna alles los).

Donnerwetter

Voor de schaduw zet ik twee parasols vast boven de zitplaatsen. Dat is toch prettiger varen.

Om zes uur komen we aan in Le Chesne. Het is een rustige plek in het dorp, zonder al te veel voorzieningen. De lucht is dreigend en Dick en ik gaan boodschappen doen in de buurtsuper. We worden uit de winkel gehaald omdat de lucht plots inktzwart aan het worden is. We haasten ons om het dak er weer op te zetten en de boot extra vast te meren en wachten op de bui. De buren aan de overkant zien plots met grote snelheid een motorboot naderen die probeert voor de bui binnen te zien. Er is geen reguliere aanlegplek meer tenzij wij wat inschikken en dat doen we. Het begint te hozen en te onweren als de naderende boot op 100 meter van de halte nautique is. De overburen wijzen de schipper van de boot met Duitse vlag op de vrijgemaakte aanlegplaats, maar Heinrich vaart een stukje verder en maakt vast aan de vangrail die het water van de weg scheidt. Heinrich zit in zijn zwembroek boven op de boot en heeft veel moeite om de kap er op te krijgen om te voorkomen dat de boot volloopt met regenwater. Vanuit de hoge stuurstand daalt hij uiteindelijk naar beneden af, waarbij hij de keuze heeft uit twee wenteltrappen die dit snelheidsmonster heeft.

Fragment 4, pagina 33

Dat is een probleem minder. De volgende dag informeert zij me dat de burgemeester positief heeft gereageerd op het verzoek en dat het speciale tarief € 100 bedraagt. Per kwartaal? Nee, per maand. Maar het speciale tarief dan? Nu met alles open is het € 33 per vier weken, en met alles dicht € 100. Het speciale verhoogde tarief komt omdat de haven normaal gesproken dicht is en uitzonderingen zijn duurder, vertelt ze mij. Voor ons Nederlanders is een speciaal tarief doorgaans lager en niet hoger.

Ik betaal tot eind oktober het zomertarief en zie wel verder. Zaterdag gaan we naar huis, maar de boot is niet winterklaar gemaakt.

De tumor bleek in de lever te zitten. De overlevingskansen daalden naar 20%. Maar het bleek operabel. Begin september geopereerd, hersteld en eind oktober met de buren terug naar Sillery om de boot vijftien kilometer verder te varen naar de oude haven Vaudemange. Buurman Arie werkt hard om de boot winterklaar te maken. Ik kan nog bijna niets.

Van Vaudemange naar Parijs.

Vrijdag 31 maart 2006

Om zeven uur zijn we vertrokken uit Katwijk. We, dat zijn Niek, Bart en ikzelf.
De boot ligt in Vaudemange, een oude loswal, ligplaats en wachtplaats voor de péniches in de buurt van Reims.
Er kunnen heel wat boten liggen en dat was ook wel nodig want we liggen op nog geen 100 meter van de tunnel Billy met een lengte van 2300 meter. De tunnel is eenrichtingverkeer en toen er nog gejaagd werd,was de tunnel een behoorlijk obstakel, waar veel tijd mee verloren ging. Want als je een bergje tegenkomt – le Mont de Billy – dan kun je twee dingen doen: er overheen of er doorheen. Ga je er overheen, dan heb je een heel sluizenstelsel van ongeveer 20 sluizen omhoog en 20 sluizen omlaag.
Daar ben je ook even mee bezig en per saldo is een tunnel sneller.
Het kanaal dat officieel Canal de l’Aisne à la Marne en is gegraven in 1866. Het verbindt de twee rivieren Marne en aisne met elkaar.

Koeterwaals

Ik wil vóór twaalf uur in Reims zijn op het kantoor van de VNF om daar het liggeld van de winter te betalen en  een nieuw jaarvignet te kopen om dit jaar de kanalen en rivieren te mogen bevaren.
Ik kan niet betalen want de administrateur is vandaag niet aanwezig. Men had opgeschreven dat ik de 30 ste zou komen en toen was hij er wel. Ik probeer de € 50 liggeld achter te laten, maar dat kan niet. Ze sturen wel een rekening.

Niek moet nodig naar de WC en vraagt dat in zijn beste Frans. Ik vind het altijd weer spannend om te horen hoe Niek zich in een vreemde taal redt.
Hij stelt de vraag en hij krijgt het antwoord dat Reims een mooie kathedraal bezit en dat het niet ver is van het kantoor waar we zijn. Ik stik inwendig van het lachen en stel de vraag opnieuw en Niek gaat even later opgelucht naar de juiste deur. Eenmaal buiten, barst ik in lachen uit en vertaal wat de mevrouw voor antwoord gaf aan Niek. Ook voor Bart, want die spreekt en verstaat geen woord Frans. Niek wel.

Fragment 5, pagina 101

Van toeten nog blazen

Het gaat hard op de Rhône. Soms varen we vierentwintig kilometer per uur en dat bij een toerental van de motor van slechts 1600 toeren. De sluis Bollene is indrukwekkend zo hoog: 23 meter verval. Wat een bak water. Die hele bak water stroomt voor ons leeg. Volgens de tabel op internet passeren we de hoogste sluis van Europa op 29 april 2008 om 11.03 uur. Drie kilometer voor de volgende sluis Caderousse meld ik me aan. De sluiswachter zegt zoals gewoonlijk iets terug, maar wat precies, kan ik niet verstaan. Ik ga gewoon liggen wachten. Het licht staat op rood / groen en het blijft een poosje zo. Ik ga niet aan het ponton liggen, want ik verwacht dat het licht vrij snel op groen zal gaan. De sluisdeur is open. Plotseling zie ik in mijn linker ooghoek een vrachtschip. Ik schrik me wezenloos. Ik heb geen seintje via de marifoon gehad van de sluiswachter, en er is niet op de hoorn geblazen door het vrachtschip. Op het water kijk ik geregeld achterom, om te zien of er geen oploper is. In de bocht voor de sluis had ik nog gekeken. Tussen de bocht en de sluis was het drie kilometer. Waarom ik niet gewaarschuwd ben, weet ik niet. Waarschijnlijk lag ik keurig op de juiste plaats te wachten met voldoende ruimte voor het vrachtschip. Het ligt springt op groen en het schip vaart naar binnen: eenmaal binnen springt het licht op rood, en gaan de deuren dicht.